Afgelopen week leerden we werken met de balans, beter gekend als de
weegschaal. De weegschaal is een meetinstrument waarmee het gewicht van een
voorwerp wordt bepaald.
We kregen de opdracht om verschillende voorwerpen te
wegen en kregen daarvoor natuurlijke maateenheden. Dat wil zeggen dat we het
gewicht van een doos moesten meten met bijvoorbeeld brikjes melk en magneten. Zo woog een
doos evenveel als 6 brikjes melk en 20 magneten.
Na deze oefening gingen we nog een stapje verder. Omdat we met
natuurlijke maateenheden niet nauwkeurig kunnen meten, werden de
standaardmaateenheden geïntroduceerd: kilogram en gram. Zo leerden we
voorwerpen wegen met gewichten van 1 kilogram en gewichten van 100 gram. De doos woog nu
bijvoorbeeld 1 kg en 100 gram.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten